Geschreven door Annelinde Vandenbroucke en Sterre van Haeringen – Amsterdam UMC. Op basis van een literatuurverkenning van Iza van Erven

Het effect van yoga en meditatie op je autonome zenuwstelsel: aanknopingspunten voor interventies bij jongeren met agressief gedrag

Veel jongeren die delinquent gedrag vertonen, gedragen zich ook agressief. De reden hiervoor kan verschillen. Een jongere kan zich bijvoorbeeld agressief gedragen als reactie op een ongewenste situatie. Deze vorm van agressie wordt reactieve agressie genoemd en komt vaak voor wanneer emoties zoals frustratie of angst de overhand krijgen.  Hevige emoties hoeven echter niet altijd de reden tot agressie te zijn; soms is agressie een bewuste keuze en wordt het als middel om een doel te bereiken ingezet. Dit wordt proactieve agressie genoemd.

Agressief gedrag van jongeren kent dus verschillende oorsprongen. Om een jongere zo goed mogelijk te kunnen helpen is het van belang om beter te begrijpen waar het agressieve gedrag vandaan komt. Een aspect dat ons wellicht kan helpen het gedrag beter te begrijpen en te behandelen is inzicht in hoe het lichamelijke stress-systeem werkt, en dan met name het autonome zenuwstelsel. Wanneer we weten hoe lichamelijke stress invloed heeft op agressief gedrag, kunnen we interventies inzetten die een positief effect hebben op de balans in dit systeem. Yoga en mindfulness bijvoorbeeld, zijn interventies die mogelijk effect op het functioneren van het autonome zenuwstelsel hebben. Wanneer we met deze typen interventies het autonome zenuwstelsel in balans kunnen brengen, kunnen we hiermee wellicht agressief gedrag bij jongeren verminderen.

In deze blog beschrijven we wat het autonome zenuwstelsel precies is, waarom het samenhangt met agressie-regulatie, en hoe we yoga en mindfulness zouden kunnen inzetten om agressief gedrag bij jongeren te verminderen.

Biologische factoren in combinatie met psychologische en sociale kenmerken

Problemen met agressie-regulatie komen zelden voort uit één enkele factor. Zo zijn er psychologische kenmerken die voor dit gedrag kunnen zorgen – zoals impulsiviteit – en sociale kenmerken – zoals een onveilige thuissituatie. Recent onderzoek laat zien dat biologische – lichamelijke – kenmerken ook invloed kunnen hebben op agressief gedrag. Een voorbeeld hiervan is de activiteit van het autonome zenuwstelsel; een belangrijk onderdeel van hoe het lichaam reageert op stress. Het is belangrijk om hierbij wel steeds te bedenken dat één kenmerk alleen nooit het agressieve gedrag verklaart, maar dat we naar het geheel van kenmerken moeten kijken – biologisch, psychologisch en sociaal.

De relatie tussen agressie en het autonome zenuwstelsel

Onderzoek toont aan dat jongeren die veel reactieve agressie laten zien vaak verhoogde activiteit in het sympathische deel van het autonome zenuwstelsel hebben1. Het sympathische deel van het autonome zenuwstelsel ondersteunt je lichaam voor actie, zoals bij bewegen. Ditzelfde systeem wordt echter ook actiever wanneer je stress ervaart. Bij jongeren die sneller reactieve agressie laten zien, is dit systeem vaak actiever dan gemiddeld.  .

Bij jongeren die vaak proactief agressief gedrag vertonen laat het autonome zenuwstelsel een andere beeld zien. Bij deze groep is het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel juist actiever1. Het parasympathische deel zorgt voor rust en herstel na actie. Het brengt het lichaam dus in een ontspannen staat. Jongeren met meer proactieve agressie lijken  een minder lichamelijke reactie op stressvolle gebeurtenissen te hebben, waardoor gedacht wordt dat zij juist meer prikkels opzoeken om hun lichaam in actie te brengen2.

Passende behandeling voor verschillende typen agressie

Om de behandeling voor jongeren zo goed mogelijk te personaliseren, is het van belang om een goed beeld te krijgen hoe biologische, psychologische en sociale kenmerken een rol spelen in het agressieve gedrag.  Er is een goede hoeveelheid kennis over hoe sociale en psychologische factoren samenspelen bij problematisch agressief gedrag, en welke behandelingen daar goed op aansluiten. Welke behandelingen kunnen zorgen voor een stress-systeem dat meer in balans is, is echter nog minder bekend. Wanneer blijkt dat biologische kenmerken een rol spelen in de oorzaak van agressief gedrag van een jongere, heeft het wellicht waarde om te onderzoeken of interventies die lichamelijk van aard zijn dit kenmerk effectiever kunnen beïnvloeden dan behandelingen met een psychosociale inslag.

De effecten van yoga en meditatie op het autonome zenuwstelsel

Een manier waarmee gepoogd wordt het autonome zenuwstelsel te beïnvloeden, is yoga en meditatie. Uit een korte literatuurstudie over onderzoek naar meditatie en yoga blijkt dat deze inderdaad een effect kunnen hebben op het autonome zenuwstelsel, en daarmee het stress-systeem kunnen beïnvloeden. Er zijn meerdere studies die laten zien dat yoga en meditatie effect hebben op de mate van activiteit in het sympathische en parasympatische systeem. Er zijn helaas maar weinig studies die het lange termijn effect hebben onderzocht: de meeste studies meten activiteit van het autonome zenuwstelsel tijdens of vlak na het beoefenen van yoga en meditatie.

Reactieve agressie

Uit een van de weinige studies die wel naar de lange termijn effecten heeft gekeken van een bepaalde vorm van yoga, bleek dat dit wel kan leiden tot verminderde activiteit van het sympathische systeem3. Bij jongeren die een specifieke vorm van ademhalingsoefeningen beoefenden gedurende drie maanden lang, de ‘Alternate Nostril Yoga Breathing’, zagen de onderzoekers dat het sympathische systeem in rust minder actief was en bleef.  Alhoewel dit onderzoek is gedaan bij jongeren zonder problemen met agressie-regulatie, zou dit wel kunnen betekenen dat dit type ademhalingsoefeningen mogelijk een positief effect heeft op reactieve agressie door het sympathische systeem te beïnvloeden.

In een ander onderzoek deden jongeren die aangaven dat zij licht gestresst waren mee aan een meditatie training van 6 weken4. De meditatie bestond uit creatieve visualisatie en mantra’s. Aan het einde van de 6 weken werd de activiteit van het autonome zenuwstelsel gemeten na het spelen van een stressvol computerspelletje. Hieruit bleek dat zij een minder hoge stress reactie hadden na het spelen van het spelletje dan voor de training. Dit zou betekenen dat, wellicht door de meditatietraining, de lichamelijke respons op een stressvolle activiteit vermindert. Wederom hadden deze jongeren geen problemen met agressie-regulatie, maar vormt dit aanwijzingen dat bepaalde vormen van meditatie stressreacties, en dus wellicht reactieve agressie, kunnen verminderen.

Proactieve agressie

Verreweg de meeste studies tonen aan dat yoga en meditatie de activiteit in het sympathische deel van het autonome zenuwstelsel verlagen en hierdoor stress reacties verminderen. Het lijkt daarom een potentieel geschikte vorm van interventie voor jongeren met reactieve agressieproblemen. Maar bij proactieve agressie lijkt juist een gedempte stress reactie – en dus een (te) actief parasympatisch systeem – onderliggend te zijn. In dit geval is het juist wenselijk zijn om het sympathische systeem te verhogen. Enkele studies toonden aan dat door bepaalde yoga oefeningen te doen, sympathische activiteit verhoogd werd en het parasympatische systeem verlaagd. De effecten van deze oefeningen werden echter alleen gemeten direct na het beëindigen van de oefening. Hierdoor kunnen geen conclusies worden getrokken of yoga en meditatie mogelijk ook een verhogend effect op het sympathische systeem op de langere termijn kunnen hebben.

Wat wel naar voren kwam, is dat bij oefeningen waarbij de ademhaling juist versneld moest worden, activiteit in het sympathische systeem omhoog ging5. Dit sluit mogelijk aan bij de theorie dat bij jongeren met een verhoogde activiteit in het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel meer proactieve agressie voorkomt, omdat zij meer prikkels opzoeken. Als het versnellen van de ademhaling een effectieve manier is om het sympathische deel meer te activeren en activiteit in het parasympathische deel te verminderen, dan zou versnelde ademhaling wellicht onderdeel kunnen zijn van een interventie gericht op biologische kenmerken van proactieve agressie.

Aanknopingspunten – verder onderzoek nodig

Al met al is er helaas nog te weinig onderzoek gedaan naar het effect van yoga en meditatie op het functioneren van het autonome zenuwstelsel om harde conclusies te kunnen trekken. Daarnaast is er geen onderzoek gedaan onder een doelgroep met agressie-regulatie problemen. We kunnen daarom geen directe conclusies trekken over de effecten van deze typen interventies voor jongeren met agressie-regulatie problemen. Met deze eerste verkenning kunnen we wel stellen dat als er een effect is van yoga en meditatie, deze interventies vaker activiteit in het sympathische deel van het autonome zenuwstelsel verlagen, met name door ademhalingsoefeningen. Dit zou betekenen dat deze type interventies mogelijk het meest geschikt zijn voor jongeren met reactieve agressie problemen. Voor jongeren met meer proactieve agressie problematiek die deels voortkomt uit biologische kenmerken, zou het juist mogelijk beter werken om activiteit in het parasympathische deel te verlagen, en in het sympathische deel te verhogen. Maar of dit met ademhalingsoefeningen op lange termijn effect heeft, is nog een vraag voor verder onderzoek.

Bronnen

  1. Blankenstein, N. E., Vandenbroucke, A. R., de Vries, R., Swaab, H., Popma, A., & Jansen, L. (2022). Understanding aggression in adolescence by studying the neurobiological stress system: A systematic review. Motivation Science8(2), 133.
  2. Popma, A., & Raine, A. (2006). Will future forensic assessment be neurobiologic?. Child and Adolescent Psychiatric Clinics15(2), 429-444.
  3. Pal, G. K., & Velkumary, S. (2004). Effect of short-term practice of breathing exercises on autonomic functions in normal human volunteers. Indian Journal of Medical Research120(2), 115.
  4. Gupta, R., Arora, R., & Grover, R. (2021). Effectiveness of mantra meditation as a neurophysiological phenomenon for stress management in undergraduate medical students. National Journal of Physiology, Pharmacy and Pharmacology11(6), 558-566.
  5. Raghuraj, P., Ramakrishnan, A. G., Nagendra, H. R., & Telles, S. (1998). Effect of two selected yogic breathing techniques on heart rate variability. Indian Journal of physiology and pharmacology42, 467-472.