Peter Verkoeijen is als universitair hoofddocent onderwijspsychologie en cognitieve psychologie verbonden aan het Department of Psychology, Education and Child Studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast is Peter lector van het lectoraat Brein en Leren, verbonden aan het Leer- en Innovatiecentrum van Avans Hogeschool waar hij zijn expertise inzet om het hbo-onderwijs samen met docenten evidence-informed in te richten op basis van wetenschappelijke inzichten uit de onderwijspsychologie, de (toegepaste) onderwijspsychologie en de neurowetenschappen.
Achtergrond
Peter is aan de Universiteit Maastricht afgestudeerd als cognitief psycholoog met een specialisatie in de onderwijspsychologie. Hij promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam met een proefschrift over het zogenaamde spacing effect. In zijn onderzoek probeert hij de psychologische mechanismen in kaart te brengen die ten grondslag liggen aan bekende empirische fenomenen uit de geheugenpsychologie, namelijk het spacing effect en het testing/retrieval practice effect. Daarnaast richt hij zich op de vraag hoe leerstrategieën zoals spaced practice en retrieval practice toegepast kunnen worden in het onderwijs. Een andere toepassingsgerichte lijn bestaat uit onderzoek naar optimaal instructie-ontwerp; hierin spelen de eerder genoemde leerstrategieën eveneens een belangrijke rol. Tot slot is Peter geïnteresseerd in methodologische vraagstukken, zoals het belang van pre-registratie bij toetsend onderzoek, het delen van data en analysescripts en het uitvoeren van replicaties, die recent veelvuldig aan de orde worden gesteld in het kader van de Open Science Movement.
Kun je iets vertellen over bovenstaande leereffecten?
Mijn onderzoekscarrière is begonnen als onderzoeker naar het spacing effect. Dit is een bekend geheugenfenomeen waarbij is aangetoond dat mensen informatie beter onthouden als ze deze gespreid herhalen. De tegenhanger hiervan, wat je met name veel bij studenten ziet, is cramming. Bij cramming wordt juist veel informatie in een korte tijd naar binnen gestampt, maar hierdoor ook minder goed opgeslagen voor langere tijd. Om deze reden proberen we het spacing effect zoveel mogelijk aan te moedigen en toe te passen in onderwijsinstellingen.
Het volgende leerprincipe waar veel onderzoek naar wordt gedaan is het testing effect, ookwel bekend als retrieval practice. Bij dit leerproces herhaal je informatie die niet direct beschikbaar is. Je haalt het dan als het ware op uit het geheugen. Als het is gelukt om deze informatie succesvol op te halen, dan heeft dit een versterkt leereffect en onthoud je dit dus beter. Dit is een heel effectief leermechanisme, ook omdat hierbij andere belangrijke processen betrokken zijn, bijvoorbeeld metacognitie (waarbij je erachter komt of je iets nu eigenlijk wel of niet weet). Daarnaast bevordert retrieval practice niet alleen het onthouden van informatie maar ook de transfer, waarbij dat laatste erg belangrijk is voor toepassingen in het onderwijs. Daarnaast doe ik onderzoek naar instructie-ontwerp. Hierin komen spaced practice en retrieval practice eveneens aan bod in combinatie met effectieve instructie-principes zoals het gebruik van uitgewerkte voorbeelden voor beginnelingen in een domein en het vermijden van redundantie.
Waarom is onderzoek naar leermechanismen belangrijk?
Leren is heel breed en iedereen doet het, in het onderwijs, op het werk, maar het is ook een heel belangrijk intern en individueel proces. Als je weet hoe mensen leren kun je hierin ondersteuning bieden en bepaalde leermechanismen hierop laten aansluiten. Op die manier proberen we het leervermogen te optimaliseren. Daarnaast zijn er ook andere factoren betrokken die leerprocessen wel of niet bevorderen, zoals de motivatie om te leren en metacognitie. Het is dus ook belangrijk om deze factoren in kaart te brengen om mensen te kunnen ondersteunen.
Omdat leren zo’n breed fenomeen is kan het ook heel breed toegepast worden. Formeel gezien, bijvoorbeeld in het onderwijs of op het werk, richten wij ons veelal op de cognitieve aspecten om leren te bevorderen, en kijken wij bijvoorbeeld ook naar de rol van motivatie. Informeel gezien, dus leren als intern en individueel proces, worden leerstrategieën ook veel toegepast maar daar zijn mensen zich vaak minder bewust van. Retrieval practice gebeurd bijvoorbeeld heel veel als mensen een oordeel willen vormen over een bepaald thema of een discussie voeren. De informatie waarover men dan beschikt moet weer opnieuw opgehaald worden en in context van hun standpunt geplaatst worden. Ook het uitleggen van deze informatie tijdens een discussie is heel bevorderend voor het leren. Het interessante aan leerstrategieën is eigenlijk dat het voor iedereen toegankelijk is, maar het kost wel moeite om een nieuwe manier van leren, aan te leren.
Kun je iets vertellen over belangrijke bevindingen uit je onderzoek?
Wij hebben vooral onderzoek gedaan naar de toepassing van leermechanismen. Bijvoorbeeld door leren van vocabulaire (woorden leren) aan de hand van het spacing effect in te zetten bij basisschool leerlingen. Hiermee lieten wij zien dat verspreid herhalen door middel van het spacing effect veel effectiever is om woorden aan te leren dan cramming. Daarnaast doen wij onderzoek naar individuele verschillen voor leermechanismen. Wat maakt dat bepaalde leermechanismen voor de één beter werkt dan voor de ander en welke combinaties van leerstrategieën zijn effectief in de onderwijspraktijk? Wij vonden bijvoorbeeld, weliswaar in vrij fundamenteel onderzoek, dat het effect van retrieval practice op het geheugen sterker is voor mensen die moeite hadden om structuur in de aangeboden informatie te herkennen dan voor mensen die deze structuur wel wisten te herkennen.
Wat zijn je ambities met dit onderzoek? Hoe ziet de toekomst van deze onderzoekslijn eruit?
Mijn ambities richten zich vooral op het toegepaste domein door leren te bevorderen in het onderwijs. Bij Avans Hogeschool doe ik dit bijvoorbeeld samen met collega’s om leren onder te studenten te bevorderen. Dit is dan ook waar ik de toekomst van deze onderzoekslijn naartoe zie gaan; wat kunnen wij als onderzoekers en docenten doen om te zorgen dat studenten betere leerstrategieën gaan gebruiken. De grootste uitdaging hierbij is vaak dat hiervoor gedragsveranderingen moet plaatsvinden. Op korte termijn zijn suboptimale leerstrategieën zoals cramming meestal succesvol voor studenten omdat ze een toets halen, maar op langere termijn gaat waardevolle informatie dan vaak verloren. Hierbij speelt motivatie om nieuwe leerstrategieën aan te leren dan ook weer een grote rol. Leren op zich is dus een heel integraal proces waarbij veel factoren een rol spelen.
Tot slot: welke leerstrategieën gebruik je zelf vooral?
Toen ik nog studeerde moest ik dus leren over leren. Hierdoor wordt je een stukje bewuster van de leerstrategieën die je zelf toepast. Ik merkte vooral dat ik retrieval practice (testing effect) veel toepaste. De informatie die je dan hebt geleerd herhaal je, maar je probeert het ook uit te leggen aan jezelf (self explanation). Self explanation is ook een heel waardevolle leerstrategie, omdat je ten slotte pas weet of je informatie succesvol hebt geleerd als je dit ook succesvol kunt herproduceren. Deze strategie pas ik nog steeds toe bij de voorbereiding van colleges. Want, als ik het niet goed aan mijzelf kan uitleggen, hoe kunnen de studenten het dan begrijpen? Daarnaast vind ik het ook belangrijk om studenten zoveel mogelijk handvatten te geven om te leren, zodat ze dit hopelijk ook tijdens zelfstudie kunnen benutten.