Lucres Nauta-Jansen is senior onderzoeker en hoofd van de sectie risicojeugd van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie aan het AmsterdamUMC en werkzaam bij het onderzoeksinstituut Amsterdam Public Health. Daarnaast is zij één van de betrokken hoofdonderzoekers van deelproject 3 van de Startimpuls binnen NeurolabNL.

Achtergrond

Lucres heeft een achtergrond in de Biomedische Wetenschappen, waar zij haar master behaalde aan de Universiteit Leiden. Tijdens haar studie maakte zij de overstap naar het veld van de Biologische Psychiatrie. Haar PhD aan de Universiteit Utrecht richtte zich op stressregulatie bij kinderen met autisme spectrum stoornis en volwassenen met schizofrenie. Hierna heeft Lucres haar carrière vervolgd als postdoctoraal onderzoeker aan het UMC Utrecht op de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie. Sinds 2003 is zij Associate Professor aan het AmsterdamUMC en begeleidt zij meerdere projecten waarbij de rol van neurobiologische processen in antisociaal gedrag centraal staat.

Kun je iets vertellen over wat de Startimpuls inhoudt?

De Startimpuls is een subsidie binnen de Nationale Wetenschapsagenda welke is voortgekomen uit bijna 12.000 vragen die aan de wetenschap zijn gesteld door de bevolking. Vanaf januari 2018 zijn over heel Nederland wetenschappers binnen NeurolabNL van start gegaan om een begin te maken aan praktische toepassingen van kennis over de hersenen in het onderwijs en de veiligheid van jongeren. Onder de Startimpuls vallen vier deelprojecten waarin wordt gekeken naar de toepassing van cognitieve neurowetenschappen om optimale condities voor leren en veiligheid van jongeren te creëren. Zelf ben ik betrokken bij deelproject 3, waarbij de focus ligt op de hersenontwikkeling bij (problematisch) antisociaal gedrag en toepassing hiervan in de dagelijks praktijk.

Wat wordt er onder antisociaal gedrag verstaan?

Hier zijn vaak verschillende termen voor, bijvoorbeeld risicojeugd of delinquente jeugd. Wij kijken voornamelijk naar kinderen en adolescenten die grensoverschrijdend gedrag vertonen en in contact dreigen te raken, of al in contact zijn met politie of justitie. Dit zijn bijvoorbeeld jongeren die bekend zijn bij Stichting Halt, jeugdzorg, of bij een justitiële jeugdinstelling.

Kun je iets vertellen over deelproject 3?

Samen met Hilleke Hulshoff Pol ben ik trekker van deelproject 3. Hilleke doet voornamelijk fundamenteel onderzoek in normale populaties jongeren aan de hand van geneticaonderzoek en neuro imaging. Mijn onderzoekslijn gaat over de rol van neurobioologische factoren bij antisociaal gedrag waarbij vooral de toepassing centraal staat. Een goed voorbeeld hiervan is dat wij op basis van onderzoeksdata meer inzicht hebben gekregen welke factoren van invloed kunnen zijn op antisociaal gedrag en de ontwikkeling hiervan. Het gaat hierbij dan om neurobiologische factoren die makkelijk te meten zijn (speeksel, hartslag, cortisol, of testosteron) en mogelijk in de toekomst ook in de praktijk ingezet kunnen worden. Deze extra informatie kan dan bijdragen aan de psychosociale onderzoeken die wij in de huidige praktijk afnemen.
Ook zijn we bezig om jongeren zelf bij het onderzoek te betrekken. Wat vinden zij ervan als er naast psychologische tests ook biologische data wordt afgenomen? En wat willen zij weten over neurobiologische ontwikkelingen? Wat wij hierbij zien is dat jongeren wel geïnteresseerd zijn, maar minder in de fundamentele uitleg hiervan. Daarnaast vinden ze metingen zoals hartslag of dragen van wearables ook interessant, maar kunnen hier ook wat terughoudend in zijn in verband met privacy. Daarnaast hebben we ook medewerkers van jeugdinstellingen gevraagd naar wat zij ervan zouden vinden als er meer gebruik zou worden gemaakt van neurobiologische metingen. Zij zien zeker de toegevoegde waarde, maar vrezen soms dat de neurobiologie dan teveel de overhand zal krijgen. Wij benadrukken dan ook altijd dat dit waardevolle extra informatie oplevert, maar de huidige interventies of psychologische testen niet zullen kunnen vervangen.
Ook richten wij ons nog op een ander belangrijk stukje binnen de toepassing; namelijk om de vertaalslag te kunnen maken naar opleiding van professionals. Dit doen wij bijvoorbeeld door kennisoverdrachten met HBO’s, het ontwikkelen van nieuwe onderwijsmodules op het gebied van neurobiologie en betrekken wij studenten bij onze onderzoeksbevindingen.

Kun je iets vertellen over belangrijke bevindingen uit je onderzoek?

Belangrijke bevindingen komen met name voort uit een grootschalig onderzoek waarvan de post-doc onderzoeker Neeltje Blankenstein een grote dataset heeft geanalyseerd van 1500 jongeren in de leeftijdsgroep van 9 tot 27 jaar. Op basis van deze data heeft zij onderzocht welke factoren antisociaal gedrag kunnen voorspellen. Hieruit bleek dat hartslag een belangrijke voorspeller is voor antisociaal gedrag, en dat bij jongeren met proactief agressief gedrag testosteron een belangrijke voorspeller is in antisociaal gedrag.
Een ander interessant project wordt uitgevoerd door onderzoeker Neeltje van den Bedem in samenwerking met PIT (preventie interventie team, hoofdonderzoeker prof. dr. Hanna Swaab) dat gericht was op de Top 600. Dit is een lijst van 600 personen die de afgelopen jaren relatief veel high-impact delicten hebben gepleegd in Amsterdam. Zij hebben hierbij de broertjes en zusjes benaderd en op basis van hun neuropsychologisch profiel een preventieve interventie op maat aangeboden. Daaruit bleek dat het begeleiden van deze groep preventief werkte en toegepast kan worden voor alle leeftijden. Deze eerste resultaten zijn veelbelovend en laten zien dat met de juiste ondersteuning zeker winst te behalen valt.

In hoeverre kunnen de onderzoeksresultaten toegepast worden in de praktijk?

Binnen mijn onderzoekslijn is toepassing een belangrijk uitgangspunt. Wij onderzoeken welke neurobiologische factoren belangrijk zijn in de ontwikkeling van antisociaal gedrag. Met deze informatie kunnen wij dan een soort lijst of toolbox samenstellen van factoren die een rol spelen in antisociaal gedrag. Dit kan toegepast worden als extra informatie voor bijvoorbeeld risicotaxatie, de inschatting van het risico op recidive, maar maakt ook dat wij in de toekomst meer inzicht hebben in individuele verschillen in de factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van antisociaal gedrag en hoe we daar in de behandeling op moeten inspelen.

Hoe heeft de huidige situatie met Corona invloed gehad op het onderzoek?

Wij hebben geluk gehad omdat een groot deel van ons onderzoek gebaseerd is op bestaande onderzoeksdata, dus voor het onderzoek valt het nog mee. Lopend hersenonderzoek, waarbij jongeren bijvoorbeeld naar het lab moesten komen lag wel stil. Andere lopende onderzoeken met interviews en vragenlijsten konden gelukkig wel online plaatsvinden. Het is dan soms nog wel een uitdaging om iedereen te bereiken, maar dat is het in normale omstandigheden ook. Voordeel van online is dan weer dat het makkelijker te organiseren is en veel reistijd scheelt.

Tot slot: Hoe ziet de toekomst van je onderzoekslijn eruit?

Naast de lopende onderzoeken naar neurobiologische factoren is het ook belangrijk om meer fundamenteel te kijken naar hoe individuele neurobiologische profielen samenhangen met de ontwikkeling van antisociaal gedrag en of die ook  veranderen gedurende interventies, bijvoorbeeld op stresshormoonwaardes. Deze kennis kan hopelijk bijdragen aan een meer gepersonaliseerde inzet en evaluatie van behandelingen.

Een ander belangrijk uitgangspunt voor vervolgonderzoek is om te onderzoeken hoe neurobiologische factoren kunnen gebruiken bij toepassing van het adolescentenstrafrecht. Wat wij nu bijvoorbeeld weten is dat de hersenen nog niet uitgegroeid zijn voor het 25e levensjaar. Daarom is in het adolescentenstrafrecht bepaald dat tussen 16 en 23 jaar op basis van een inschatting van de ontwikkeling een keuze gemaakt kan worden voor toepassing van ofwel het jeugdstrafrecht, ofwel het volwassenenstrafrecht. Maar wij weten nog helemaal niet wat er precies gemeten moet worden om te kunnen bepalen of iemand tot het jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht behoort en of iemands hersenen wel of niet nog verder gaan groeien. Dit zijn interessante vraagstukken die voortkomen uit de neurobiologie maar ook weer veel raakvlakken heeft met strafrecht en ethiek.