Brenda Penninx is hoogleraar bij de vakgroep psychiatrie van Amsterdam UMC/VUmc. Daarnaast is ze betrokken bij Amsterdam Neuroscience en Amsterdam Public Health.
Achtergrond
Brenda heeft een studie biomedische wetenschappen afgerond in Nijmegen, en is daarna gepromoveerd in epidemiologie aan de Vrije Universiteit. Haar onderzoeksterrein betreft depressie en angststoornissen, kijkend naar etiologie, beloop en consequenties, en (innovatieve) behandelstrategieën. Brenda heeft meerdere onderzoeksbeurzen ontvangen, waaronder een NWO VIDI en een VICI. Daarnaast is recentelijk de Zwaartekrachtsubsidie toegekend aan het project Stress-in-Action dat Brenda de komende 10 jaar gaat leiden.
Kun je wat meer vertellen over je onderzoek en de belangrijkste projecten waar je nu aan meewerkt?
Depressie en angststoornissen zijn beiden complexe ziektebeelden waarbij genetische, neurobiologische en psychosociale kwetsbaarheden samen komen en gezamenlijk de etiologie, de heterogeniteit, en het beloop van deze ziektebeelden bepalen. Multidisciplinair onderzoek is daarom nodig, hetgeen ik sinds 2004 uitvoer: de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA, www.nesda.nl). Dit is een multi-site, longitudinale cohort studie onder meer dan 3500 personen met en zonder affectieve stoornissen die we reeds 13 jaar in onderzoek volgen. Inmiddels zijn kinderen van onze respondenten in een ander onderzoek geïncludeerd: MARIO (www.mario-project.nl, Mood and Resilience in Offspring), waarin we in deze high-risk groep kijken naar risico en beschermende factoren voor het ontstaan van depressie. Dit zijn twee voorbeelden van lopend cohort onderzoek, maar daarnaast pas ik bepaalde bevindingen ook toe in behandelstudies: bijvoorbeeld kijken naar de effecten van voedingsinterventies, beweeginterventies, en medicatie-behandeling.
Wat zijn de belangrijkste bevindingen uit je onderzoek en wat is de impact hiervan?
Depressie en angststoornissen zijn helaas chronischer dan we vaak denken. We zien dat de meerderheid van alle patiënten vaak langer dan 2 jaar last hebben, waarbij vaak episodes terugkomen. Dit betekent dat we 1) meer aandacht moeten richten op preventie, en 2) behandeling moeten focussen op de lange-termijn met aandacht voor chronisch ziekte-management en terugval preventie.
Daarnaast zijn deze ziektebeelden heterogeen. Op basis van specifieke symptomen en biologische ontregeling hebben wij ‘immunometabole depressie’ gekarakteriseerd, hetgeen zo’n 25-30% van de depressieve patiëntengroep betreft. Op dit moment testen we of anti-inflammatoire medicatie en leefstijlinterventie mogelijk meer effect heeft binnen deze subgroep van depressieve patiënten. Een voorbeeld van ‘personalized medicine’, waarbij we onderliggende neurobiologie koppelen aan specifieke interventies in depressie.
Als alles mogelijk is, wat staat er dan op jouw wensenlijstje?
Meer onderzoek naar voorspellers van behandelsucces bij depressie en angst: wat werkt bij wie? We moeten af van de trial-en-error benadering in behandeling, maar we missen het adequate, grootschalige onderzoek dat nodig is om dit goed te onderzoeken. En als ik dan nog een wens mag doen: behandeling voor iedereen die het nodig heeft! Er is nog steeds veel onderbehandeling, zelfs in de westerse maatschappij zoals we onlangs in de Lancet* beschreven, waardoor er nog veel lijden is dat verlicht zou kunnen worden. Het is niet voor niets dat depressie en angst helaas al decennialang onveranderd hoog in de ‘disease burden index’ van de Wereld Gezonheidsorgnaisatie staan.
* Time for United Action on Depression: a Lancet-world Psychiatric Association Commission. Lancet 2022; 399(10328):957-1022. doi: 10.1016/S0140-6736(21)02141-3.