Peter Hagoort is professor in cognitieve neurowetenschappen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Daarnaast is hij directeur van het Max Planck Institute for Psycholinguistics, en van het Donders Centre for Cognitive Neuroimaging van het Donders Instituut in Nijmegen. In zijn onderzoek is hij geïnteresseerd in het taalsysteem in de hersenen.

Achtergrond

Peter studeerde Biologie en Psychologie aan de Universiteit van Utrecht, en Experimentele Psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarna is hij gepromoveerd aan de Radboud Universiteit. Hij doet onderzoek naar de basis van het menselijk taalvermogen in de hersenen, en de beperkingen in bijvoorbeeld afasie, autisme, en bij patiënten met hersenbeschadiging. Hij ontwikkelde een theorie over taal in het brein die een correctie is op het klassieke model waarin het gebied van Broca verantwoordelijk werd geacht voor spreken en het gebied van wernicke voor het begrijpen van taal. Peter heeft diverse prijzen gewonnen voor zijn wetenschappelijke bijdragen, waaronder de Hendrik Mullerprijs voor Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de KNAW in 2003, de NWO-Spinozapremie in 2005, en de Academy Professorship Prize van de KNAW in 2012.

Wat vind je interessant aan het menselijk taalvermogen?

Een groot deel van wat de mens onderscheid van andere dieren is dat wij informatie kunnen uitwisselen en verzamelen. We kunnen boeken lezen die lang geleden geschreven zijn, en kennis opdoen van generaties voor ons. Dit is allemaal gebaseerd op taalvermogen, en dit is de enige cognitieve functie waarin we echt uniek zijn ten opzichte van andere dieren. Het is ook een belangrijk ingrediënt van menselijke cultuur en wetenschap. Daarnaast sprak taal mij ook persoonlijk aan, in de vorm van poëzie. Ik heb als student in verschillende poëziegroepjes gezeten. Het was eerst een hobby, daarna is het wetenschap geworden. Als studentassistent heb ik meegewerkt aan een project met afasiepatiënten. Bij hen leerde ik, er hoeft maar iets kleins fout te gaan in het brein, met een complexe taalstoornis tot gevolg. Het is een ingewikkeld en fragiel systeem. Dit vond ik intrigerend. Hieruit is toen de wetenschappelijke interesse ontstaan.

Kun je wat meer vertellen over het onderzoek wat er uit deze interesse is ontstaan?

Ik doe onderzoek naar hoe onze hersenen ons in staat stellen om de complexe processen van spreken, luisteren, lezen, en begrijpen uit te voeren, welke hersengebieden daarbij betrokken zijn en hoe ze samenwerken. We onderzoeken de verschillende processen, bijvoorbeeld de herkenning van klanken, hieruit woordinformatie halen, en het begrijpen van zinnen die je niet eerder hebt gehoord. Hier verschilt het menselijk taalvermogen van andere communicatie in het dierenrijk, waar er vaak een vast repertoire aan boodschappen is. Wij kunnen eindeloos verschillende boodschappen produceren door elementen, woorden, op verschillende manieren te combineren. Dit vereist regels en procedures. Vervolgens moeten we afleiden wat de spreker precies bedoelt met de woorden. Als je bijvoorbeeld iemand op bezoek hebt die zegt ‘Het is koud’, dan is dit een bewering. Maar de luisteraar bedenkt wat de spreker echt bedoelt, bijvoorbeeld ‘Ik heb het koud, mag de verwarming hoger?’. Alle stapjes, van het herkennen van woorden, naar zinnen, naar begrip van de daadwerkelijke bedoeling, moeten doorlopen worden om communicatie tot stand te brengen. Mijn rol is om te kijken naar de verschillende brokstukjes en hoe die samenhangen.

Wat zijn de belangrijkste bevindingen uit je onderzoek?

Het klassieke idee is dat er twee hersengebieden betrokken zijn bij taal: het gebied van Wernicke en het gebied van Broca, in de linker hersenhelft. Nu zien we dat er veel meer gebieden betrokken zijn, die samenwerken in netwerken. De betrokken gebieden hebben ook niet altijd alleen maar met taal te maken. Om ‘Het is koud’ anders te interpreteren, moet je je kunnen indenken dat de andere persoon een eigen mentale toestand heeft (Theory of Mind) om te achterhalen wat hij echt bedoelt. Er is een verzameling aan netwerken betrokken bij ons complexe taalvermogen, en we krijgen een steeds beter beeld van hoe netwerken moeten samenspelen om het proces te draaien.

Wat is de impact van dit onderzoek?

De impact is allereerst diagnostisch: we kunnen beter begrijpen wat een specifiek taalprobleem veroorzaakt. Een voorbeeld is autisme: sommigen begrijpen woorden en zinnen wel, maar niet altijd de onderliggende bedoeling. Er zijn verschillende manieren waarop taal tot miscommunicatie leidt. Hoe beter het beeld van de verschillende betrokken netwerken, hoe beter we kunnen achterhalen en begrijpen wat de aard van een taalstoornis is.

Daarnaast kan het onderzoek ook impact hebben op bijvoorbeeld onderwijs. Binnen de bevolking is er grote variatie aan taalvaardigheid. Sommigen hebben een rijke woordenschat en kunnen lange zinnen bouwen, terwijl dat bij anderen beperkter is. Educatie speelt hierbij een rol, maar er zijn ook biologische factoren, zoals de specifieke structuur van vezelbanen tussen hersengebieden. We krijgen steeds beter grip op wat deze verschillen tussen individuen veroorzaakt. Nu is onderwijs op basis van het gemiddelde kind. Maar we zijn steeds beter in staat om op individueel niveau te kijken, en om training aan te passen naar capaciteiten en beperkingen van die persoon.

Als alles mogelijk is, wat zou er dan op je wensenlijstje staan, wat zijn je ambities?

Ik heb steeds meer de indruk dat andere functies, zoals waarneming en emotie, ook beïnvloed worden door taal. Taal zou bijvoorbeeld een rol kunnen krijgen in medische behandelingen. Als een arts tegen een patiënt zegt ‘U heeft 90% kans om te overleven’ of ‘U heeft 10% kans om te overlijden’ geeft hij of zij dezelfde informatie, maar legt een andere nadruk. Dit heeft enorme consequenties voor hoe een patiënt met ziekte omgaat. Taal kan behandelingen sturen of zelfs verslechteren. Ik zou het interessant vinden om te onderzoeken op welke manier we taal als instrument kunnen gebruiken om bij te dragen aan behandelingen, naast medicijnen. Een placebo medicijn heeft bijvoorbeeld dezelfde werking op hersengebieden als een echte pijnstiller. Bij taal werkt dit misschien hetzelfde, maar we weten hier nog te weinig van.