Anna van Duijvenvoorde is universitair hoofddocent aan de Universiteit Leiden bij de afdeling ontwikkelings- en onderwijspsychologie. Anna doet hersenonderzoek naar jongeren waar ze leren, motivatie en keuzegedrag onderzoekt. Daarnaast is zij één van de taskforceleden van NeurolabNL binnen het thema Onderwijs. Wij vroegen haar naar haar onderzoek en het belang van hersenonderzoek bij onderzoek naar leren en motivatie.
Achtergrond
Anna heeft een achtergrond in de Psychologie waar ze zich specialiseerde in het ontwikkelende brein en gedrag tijdens de adolescentie. Ze onderzocht hoe jongeren leren van positieve en negatieve feedback en ook hoe ze reageren op beloning en waarom ze -soms!- geneigd zijn om wat meer risico te nemen. Ze ontving in 2016 een NWO Open Research Area grant voor het onderzoeken van sociaal leren in de puberteit en in 2018 een KNAW grant voor het onderzoeken van sociale beïnvloeding in jongeren met en zonder ADHD. Recent ontving ze met het Growing Up Together in Society consortium een NWO Zwaartekracht beurs voor onderzoek naar hoe jongeren opgroeien in een steeds complexere maatschappij. In dit project worden jongeren 10 jaar lang betrokken en staat de ontwikkeling van zelfregulatie centraal. Een uiteindelijk doel is om in kaart te brengen welke factoren belangrijk zijn voor de ontwikkeling van jongeren in schoolse, maatschappelijke, sociale, en biologische context. In dit grote consortium richt Anna zich met name op wat jongeren motiveert en waar ze moeite in willen steken. Wanneer en waarom willen jongeren moeite doen voor anderen, dan wel moeite doen voor cognitieve uitdaging, zoals hard leren voor school?
Waarom is onderzoek naar ontwikkeling van motivatie belangrijk in jongeren?
Wat ons motiveert is een vraag die veel wetenschappers al lang bezighoudt en nog steeds ontzettend relevant is. Motivatie is een kern van wat ons in beweging zet, waardoor we iets goed kunnen doen voor onszelf (denk aan je schoolwerk afmaken en niet je insta scrollen), dan wel voor anderen (denk aan het inzetten voor een goed doel, en niet alleen denken aan jezelf). We hebben veel schoolpsychologische theorieën over motivatie die heel belangrijke inzichten opleveren, zoals hoe autonomie, betrokkenheid, en competentie motivatie vergroten. Met een neurowetenschappelijke blik is motivatie ook een afweging van ons brein of het ‘de moeite waard is’, waar kosten en baten worden afgewogen. Tijdens onze ontwikkeling weten we dat het brein van jongeren sterk gevoelig zijn voor mogelijke beloningen, maar we weten eigenlijk nog niet zo goed hoe zo’n kosten-baten analyse werkt in jongeren. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen jongeren. Door meer inzicht te krijgen in hoe jongeren reageren op taken die meer of minder moeite kosten en meer of minder beloond worden hopen we een stukje beter te begrijpen wat jongeren wanneer motiveert.
Waarom is onderzoek naar leren en motivatie belangrijk?
Onderzoek naar leren en motivatie is belangrijk omdat we zien dat jongeren in Nederland niet erg gemotiveerd zijn voor school en leerprestaties achterblijven. Daarnaast is het welzijn van jongeren relatief laag en verergerd tijdens de Covid-19 crisis. We hebben een aantal speerpunten in ons onderzoek. We kijken bijvoorbeeld hoe jongeren omgaan met tegenslag in schoolse context. Deze academische veerkracht is belangrijk voor het (weer) kunnen motiveren om aan de slag te gaan. Een ander speerpunt is om te begrijpen wanneer moeite belonend is. We zien bijvoorbeeld dat de meeste mensen iets wat meer moeite kost minder leuk vinden. Denk maar aan de ‘geitenpaadjes’ die je vaak ziet op grasvelden, mensen zijn geneigd om nét iets minder ver om te lopen om moeite te besparen. Heel soms is het zo dat ergens veel moeite voor doen juist belonend is. Of heb je geleerd dat veel moeite beloond wordt. Deze leerprocessen hoop ik met mijn onderzoek beter te kunnen doorgronden in kinderen en adolescenten met het uiteindelijke doel om het onderwijs beter in te richten met kennis uit onderzoek en neurowetenschappen.
Kun je iets vertellen over belangrijke bevindingen uit je onderzoek?
Heel veel van dit onderzoek start nu – en is dus echt vers van de pers. Wat ik zelf belangrijk vond uit eerdere bevindingen is dat mijn resultaten bepaalde stereotypen van jongeren onderuit haalden. Bijvoorbeeld, het beeld dat jongeren veel risico’s nemen omdat ze de risico’s niet inzien of niet nadenken. We zien dat het tienerbrein wel degelijk risicovolle situaties herkent. Wellicht verwerpt het toekomstig onderzoek het stereotype van de ‘luie’ adolescent en zien we dat het brein van adolescenten juist erg gemotiveerd is. Uit dagboekstudies tijdens de coronatijd zagen we hoe belangrijk de omgeving was voor de motivatie van jongeren. Waar motivatie tijdens online en op school lessen gelijk was, was dit niet het geval voor jongeren met een minder ondersteunende thuissituatie. Deze verschillen tussen jongeren zijn belangrijk om te begrijpen om jongeren goed te kunnen ondersteunen.
Wat zijn je ambities met dit onderzoek? Hoe ziet de toekomst van onderzoek eruit?
Het is belangrijk om individuele verschillen in motivatie en leren beter te begrijpen. Hiervoor is longitudinaal onderzoek waarbij grote groepen deelnemers gevolgd worden uiterst belangrijk. Pas dan kunnen we goed begrijpen hoe een individu ontwikkelt, en geeft het ons ook een betere inkijk in hoe die ontwikkeling van jongeren verloopt in relatie tot zijn omgeving. Het betrekken van jongeren van verschillende achtergronden vanaf de eerste onderzoeksstappen is een belangrijke les die ik de afgelopen jaren geleerd heb. Daarnaast zijn leerkrachten ontzettend waardevolle partners aangezien zij nieuwe handvaten en praktische inzichten geven die het onderzoek verrijken. Naast de samenwerking met deelnemers en partners, zie ik een belangrijke ontwikkeling in de samenwerking van meerdere disciplines. Dat is niet alleen ontwikkelings- en onderwijspsychologie met neurowetenschap, maar ook disciplines zoals sociologie, psychiatrie en onderwijskunde. Interdisciplinaire samenwerking zijn essentieel om complexe vragen van nu te begrijpen, in mijn geval wie, wanneer, waarom gemotiveerd gedrag vertoont. Ik weet nog niet precies hoe, maar ik kijk uit naar het verweven van de online/ offline wereld waarin adolescenten nu leven in onderzoek naar motivatie. De omgeving van jongeren is sterk veranderd de afgelopen 20 jaar en of dit samenhangt met motivatie en beloningsgevoeligheid voor school en de maatschappij is nog maar de vraag. De toekomst van onderzoek laat zich sowieso moeilijk voorspellen, maar nog steeds zijn er innovaties in het combineren van metingen van brein en gedrag. Denk aan wearables, MRI-scanners, dan wel portable EEG die de mogelijkheid bieden om metingen ín een schoolse context uit te voeren. Deze ontwikkelingen dragen bij aan het kunnen verwezenlijken van onze ambities om leren en motivatie te optimaliseren voor alle jongeren.