Milene Bonte is professor aan de Universiteit van Maastricht in Cognitieve Neuroscience (Language and Literacy Development) en doet hersenonderzoek naar taalontwikkeling bij kinderen met en zonder leesproblemen. Daarnaast is zij één van de taskforceleden van NeurolabNL binnen het thema Onderwijs. Wij vroegen haar naar haar onderzoek en het belang van hersenonderzoek bij taalontwikkeling.

Achtergrond

Milene heeft een achtergrond in de Psychologie en promoveerde in Developmental Cognitive Neuroscience. In 2007 ontving zij een NWO Veni grant voor haar onderzoek naar hersenplasticiteit en de ontwikkeling van spraak en stemherkenning. In haar Language lab aan het Maastricht Brain Imaging Center wordt op verschillende manieren onderzoek gedaan (o.a. met EEG en fMRI) naar spraak perceptie, leesontwikkeling en dyslexie. In het project ‘Leeswinst’ (NWO Vidi grant) worden kinderen met verschillende leesvaardigheid, waaronder kinderen met dyslexie, gedurende 2 jaar gevolgd om lees- en hersenontwikkeling te onderzoeken. Met dit onderzoek wordt beoogd in kaart te brengen waarom sommige kinderen lezen gemakkelijk afgaat, terwijl dit bij andere kinderen juist een grote uitdaging vormt.

Waarom is onderzoek naar lezen en dyslexie belangrijk?

Onderzoek naar lezen en dyslexie is belangrijk omdat er grote verschillen zijn in het leesniveau dat kinderen bereiken, ondanks het feit dat scholen in Nederland een gestandaardiseerd lesprogramma volgen. Vloeiend kunnen lezen is niet alleen essentieel voor het succesvol doorlopen van school en een vervolgopleiding, maar ook in het dagelijks leven. Daarbij is kennis over leesontwikkeling extra relevant voor kinderen die tegen problemen oplopen, waaronder de 5 tot 10%  kinderen die wereldwijd last heeft van dyslexie. Dyslexie is een ontwikkelingsstoornis die te maken heeft met de manier waarop hersengebieden die taal verwerken zich ontwikkelen. Kinderen met een dyslectische ouder hebben 40-50% kans om ook dyslexie te krijgen. Dat wil niet zeggen dat dyslexie met hersenscans gediagnosticeerd kan worden of dat het onveranderbaar is, maar wel dat het begrijpen van hersen- en leesontwikkeling belangrijke handvatten kan geven voor het voorkomen en behandelen van leesproblemen, en voor het optimaliseren van onderwijs en leesgewoontes thuis.

Kun je iets vertellen over belangrijke bevindingen uit je onderzoek?

Ons onderzoek laat zien dat hersenfuncties voor auditieve en visuele taalverwerking zich tijdens het leren lezen specialiseren en dat dit heel geleidelijk, en met veel oefening gebeurt. Een andere belangrijke bevinding is dat kinderen met dyslexie een minder sterke verbinding tussen letters en spraakklanken in de visuele en auditieve hersengebieden ontwikkelen. Hierdoor blijft het vloeiend verklanken van geschreven woorden moeizaam. Wat lijkt te helpen is het blijven trainen van letter-klank relaties, het aanleren van spellingsregels en veel oefening. Dit hebben we onderzocht in samenwerking met collega’s van de Universiteit van Amsterdam (Maurits van der Molen en Jurgen Tijms). Onze resultaten lieten zien dat een 6-maanden durende intensieve training in letter-klank relaties bij kinderen met dyslexie leidt tot vooruitgang in het lezen, snellere hersenverwerking van letter-klank koppelingen en een normalisering van visuele hersenactiviteit in reactie op letters. Maar, niet alle kinderen bleken hier (evenveel) baat bij te hebben. Daarom is het ook zo belangrijk om onderzoek te doen naar het personaliseren van dyslexie-interventies.

Wat zijn je ambities met dit onderzoek? Hoe ziet de toekomst van dyslexie onderzoek eruit?

Een relevante vraag is hoe we in de toekomst sterkere en zwakkere punten in de leesontwikkeling van individuele kinderen beter kunnen leren voorspellen. Hiervoor is verder onderzoek nodig bij een groot aantal kinderen met en zonder dyslexie vanaf het begin, of zelfs voorafgaand aan de leesontwikkeling, met verschillende gedragsmaten en hersenscantechnieken. Zo kunnen we leesinterventies niet alleen personaliseren, maar kunnen we ook meer inzicht verkrijgen in bijvoorbeeld vroege indicatoren voor leesproblemen zodat deze door preventieve training geminimaliseerd kunnen worden. Een ander belangrijk doel is het verbreden van ons lees- en dyslexie onderzoek, bijvoorbeeld door het meenemen van factoren als zelfvertrouwen en motivatie, maar ook de veel voorkomende co-morbiditeit tussen dyslexie en bijvoorbeeld dyscalculie en ADHD. Daarnaast is op een fundamenteler niveau nog weinig bekend over de manier waarop individuele verschillen in hersenrepresentaties voor letter-klank koppelingen en visuele letterherkenning ontstaan, en hoe we individuele leerstrategiëen kunnen optimaliseren. Om leesontwikkeling van individuele kinderen daadwerkelijk te kunnen optimaliseren en voorspellen, zal in toekomstig onderzoek stap voor stap in kaart gebracht moeten worden hoe de complexe interacties tussen verschillende niveaus van ontwikkeling plaatsvinden, van genen tot hersenen, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, en omgevingsfactoren.