Aleksandra Badura is als universitair hoofddocent verbonden aan het Erasmus MC bij de afdeling neurowetenschappen en doet fundamenteel onderzoek naar het cerebellum en Autism Spectrum Disorder. Aleksandra is één van de taskforce leden van NeurolabNL, binnen het thema Fundamenteel. Wij spraken Aleksandra over de ontwikkelingen in het cerebellum onderzoek en het belang van Open Science.
Achtergrond
Aleksandra heeft haar PhD behaald aan het Erasmus MC. Na het afronden hiervan heeft zij twee postdoctorale fellowships gedaan aan Princeton University en het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen. Tijdens haar postdocs is zij begonnen met het uitgebreid bestuderen van het cerebellum.
Kan je mij wat meer vertellen over je onderzoek?
Toen ik begon was er erg nog weinig onderzoek gedaan naar het cerebellum in verband met autisme. Het cerebellum werd van oudsher beschouwd als het gedeelte van de hersenen dat de motoriek aanstuurt. In de laatste tien jaar kwamen wij erachter dat het cerebellum ook belangrijk is voor gedrag en cognitie. De grootste verrassing was de ontdekking hoe gesegmenteerd het cerebellum eigenlijk is. Verschillende stukken van het cerebellum hebben verschillende functies, motorische en non-motorische. Wanneer we het laterale cerebellum van de mens vergelijken met dat van de muis en de aap, dan zien we dat het laterale cerebellum bij mensen de grootste expansie heeft ondergaan. Dit onderdeel van het cerebellum is verantwoordelijk is voor de non-motorische functies.
Tijdens mijn postdoc hoorden wij vanuit de klinisch wereld dat beschadiging van het cerebellum tijdens of rondom de geboorte een verhoogd risico geeft op de diagnose Autisme Specturm Disorder (ASD) later in het leven. Dit heeft mijn interesse gewekt om te kijken naar wat daar de fundamentele oorzaak van is. Wat wij hebben kunnen zien via fMRI is dat er veel verbindingen zitten tussen de frontale hersenen en het cerebellum. Als het cerebellum beschadigd tijdens de ontwikkeling, dan veroorzaakt dat niet veel motorische problemen (omdat de hersenen nog kunnen compenseren), maar juist problemen met aanpassingen en sociaal gedrag.
In de praktijk is het verstandig om beter toezicht de houden op kinderen met een verhoogd risico op ASD en mogelijk andere vormen van therapie toe te passen. Het cerebellum is uitermate goed in het detecteren van nieuwigheden en veranderingen in de omgeving en geeft dit vervolgens door aan de grote hersenen. Dit soort communicatie zou mogelijk misgaan bij mensen met ASD. De grote vraag is hoe het cerebellum (en zijn netwerk) anders is in mensen met ASD. Eén van de doelen van het onderzoek is om te kijken waar er iets toe te voegen is aan het diagnostisch traject van ASD, bijvoorbeeld het makkelijker maken om vroeg vast te leggen dat er een kans is om later een diagnose van ASD te krijgen. Dit zou immers enorm veel impact kunnen hebben op sociaal niveau.
Wat is jouw research aanpak?
Mijn onderzoek begint altijd met een observatie, dit zorgt ervoor dat er vragen bij mij worden opgewekt. De belangrijkste stap is vervolgens om te kijken of de vraag goed is, voor de beoordeling daarvan is veel ervaring nodig. Daarna ga ik kijken naar het verleden, daarbij kijk ik naar onderzoeken die reeds gedaan zijn om te zien waar ik een toevoeging kan leveren. Overigens blijft het altijd van belang om te vragen naar input van anderen binnen en buiten je groep. Mentorship blijf belangrijk op elk niveau.
Hoe ziet de toekomst eruit?
Ik ben een sterke voorstander van Open Science, dit is een “movement” waarin onderzoek open en toegankelijk gemaakt wordt voor iedereen. Wetenschap en kennis is tenslotte van en voor alle mensen. Ik zie in de toekomst dat we meer resultaten gaan delen en data openbaar maken zodat ze met elkaar vergeleken kunnen worden. Om dit goed te kunnen faciliteren zijn er veilige en snelle centrale datacenters nodig. Dat is een grote uitdaging.
Als alles mogelijk is, wat staat er dan op jouw wensenlijstje?
Als alles mogelijk zou zijn, dan zou ik allereerst heel pragmatisch willen dat er basale structurele financiering voor onderzoek komt. Verder zou ik meer diversiteit binnen het onderzoek en beleidsfuncties willen zien. Op masterniveau zijn er vaak meer vrouwen dan mannen, op PhD niveau 50/50 en daarna zie je een snelle afname van vrouwen in het onderzoek. En dit is maar een aspect van diversiteit. Diversiteit betekent ook meer mensen van een niet blanke of Europese afkomst. Ergens in het proces raken wij deze mensen kwijt en het is belangrijk om te kijken waar en waarom dit gebeurt en hoe we dit vervolgens beter kunnen faciliteren. Als laatst is het mijn droom om een congres te organiseren voor leken, waar wetenschappers van allerlei gebieden komen om hun onderzoek te delen.
Interview van Sara Hondmann en Aleksandra Badura